Hoog-laagvariatie

Een gelijkmatige pensioenuitkering kan worden omgezet in een hogere uitkering in de eerste periode, gevolgd door een lagere vervolguitkering. De verhouding tussen de hoge uitkering en de lagere vervolguitkering mag niet groter zijn dan 100:75.

De variatie mag ook in de vorm van een laag-hooguitkering worden gedaan, mits de verhouding binnen de bandbreedte 75:100 blijft. In dat geval vindt eerst een lagere pensioenuitkering plaats, gevolgd door een latere, levenslange hogere uitkering (zie Variatie in hoogte uitkeringen).

Daarboven geldt dat in de periode vanaf feitelijke pensioeningang tot het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd